De zelfdeterminatietheorie

Jeneesh & Leo

Coaches vinden het belangrijk dat spelers gemotiveerd zijn, dat ze vragen stellen, altijd komen, voorbereid zijn, hard werken, meedenken in het proces, keuzes maken, enz. Hoe bereik je dit met je spelers? “Ze zijn niet gemotiveerd, ze hebben geen zin.” zijn veel gehoorde kreten van coaches. In dit artikel willen we de zelfbeschikkingstheorie gebruiken als tool om spelers intrinsiek te motiveren. De zelfbeschikkingstheorie (ZBT) -beter bekend als de zelfdeterminatietheorie (ZDT)- is ontwikkeld door Deci & Ryan (2000)[1]. Het is een theorie over menselijke motivatie en stelt dat mensen drie natuurlijke basisbehoeftes hebben: Autonomie, Competentie & Verbondenheid. Volgens Deci & Ryan hebben alle mensen de bovenstaande basisbehoeftes, zodra hieraan tegemoet wordt gekomen, kan er worden gesproken over welbevinden en intrinsieke motivatie om een taak te volharden en volbrengen. Als docent LO zijn wij in onze opleiding in contact gekomen met deze theorie en het heeft ons het bewegingsonderwijs en in het trainersvak veel gebracht. De benadering om de speler te helpen over zichzelf te beschikken en eigen keuzes te kunnen maken heeft onze spelers veel tools gegeven om intrinsiek gemotiveerd te zijn.

Wat in veel onderzoeken naar voren komt is dat intrinsieke motivatie een belangrijke rol speelt bij het leveren van prestaties. Autonomie blijkt hier een belangrijke factor in te zijn en aangezien dit een van de pijlers van de zelfbeschikkingstheorie is, gebruiken wij deze theorie als raamwerk bij het ontwikkelen van het teamproces en daarbinnen de individuele speler. De begeleiding in de autonomie moet zorgen voor het voelen van ondersteuning in de zelfstandigheid. Hieruit halen wij dat een coach een belangrijke begeleidende rol heeft door het geven van vertrouwen, competentie en verbondenheid.

De drie pijlers van de zelfbeschikkingstheorie

  1. Autonomie

Wij als mensen willen het gevoel hebben dat wij invloed kunnen uitoefenen op onze omgeving. Dit betekent niet dat we onafhankelijk van anderen zijn. Maar dat wij invloed hebben op anderen en onze fysieke omgeving om eigen keuzes te maken. Spelers kunnen in een team dus keuzes maken binnen het afgesproken kader of spelconcept van de club/trainer. Ajax is hier een mooi voorbeeld in: er is een speelwijze met spelprincipes waar spelers zelf in kunnen kiezen hoe ze dat tot uitvoering brengen.

“Motivational strategies such as rewards and threats undermine autonomy and thus lead to nonoptimal outcomes such as decreased intrinsic motivation, less creativity, and poorer problem solving. In contrast, providing choice and acknowledging feelings can enhance the sense of self-initiation—of being an origin (deCharms, 1968)—thus providing satisfaction of the need for autonomy and resulting in more positive outcomes.” *

  1. Competentie

Het gevoel dat wij als mens het vermogen hebben om vaardigheden te ontwikkelen waarmee we invloed op onze omgeving uit kunnen oefenen. Competentie staat dus altijd in context van de werkomgeving. De Growth Mindset behandelt dit uitvoerig: het idee van flexibele vaardigheden en ontwikkel mogelijkheden. Hierbij is het dus belangrijk dat een speler overtuigd is van zijn/haar eigen ontwikkelbaarheid. Dit staat ook weer in nauw verband met de positieve psychologie. Het gaat hier om het doen en het ervaren van het ontwikkelen van vaardigheden. Als trainer moet je je bewust zijn van de stappen (misschien richting doelstellingen) die een speler maakt om daarop te kunnen aanhaken en verder door te motiveren. Belangrijk bij dit proces is dat een trainer de ontwikkeling nauwgezet volgt en terugkoppelt naar de speler en het team.

“More specifically, we suggest that whereas perceived competence is necessary for any type of motivation, perceived autonomy is required for the motivation to be intrinsic.” *

  1. Verbondenheid

Mensen hebben een natuurlijke behoefte aan steun en bevestiging van anderen. We ontvangen graag complimenten en willen gewaardeerd worden. Het gevoel hebben dat een trainer in je gelooft. Kan je een speler dan wisselen als hij/zij slecht speelt? Ja, alleen je moet er dan wel voor zorgen dat je in verbinding blijft met de speler en duidelijk maakt waarom en hoe verder, maar ook in relatie tot een gezamenlijke teamdoelstelling van het grote plaatje, waaruit de verbondenheid versterkt wordt en de acceptatie van de wissel en de noodzakelijkheid ervan duidelijk wordt.

“[…] showed greater intrinsic motivation in students who experienced their teachers as warm and caring. […], a secure relational base appears to provide a needed backdrop—a distal support—for intrinsic motivation, a sense of security that makes the expression of this innate growth tendency more likely and more robust.” *

*Alle quotes komen uit het artikel van Deci & Ryan (2000) om het in hun eigen woorden te verduidelijken.[2]

Intrinsieke versus Extrinsieke motivatie

Wat is nou precies intrinsieke motivatie? Kortweg houdt deze vorm van motivatie in dat de sporter handelt vanuit eigen wil of verlangen. De speler initieert handelen en heeft plezier in het doen. Vaak staat dit op gespannen voet met presteren, gaandeweg dit artikel zullen we dit trachten te ontkrachten en duidelijk maken dat het goed samen kan gaan. Extrinsieke motivatie komt van buiten de speler. Belonen en straffen zijn het meest bekend. Dit kan komen door andere mensen of door fysieke dingen (competitie of geld). In het volgende model zijn een aantal verschillende vormen van motivatie naast elkaar te zien.

Overzicht van motivatie varianten.[3]

Waar we in de zelfbeschikkingstheorie naar streven is de autonome motivatie. Dat wil niet zeggen dat extrinsieke motivatie geen plek heeft in het team- of ontwikkelproces. Gecontroleerde motivatie kan zeer doeltreffend zijn, sterker nog soms moet je daarvan uit gaan om naar de autonome motivatie te gaan. Blijf je echter te lang hangen in de gecontroleerde motivatie dan word jij als trainer een stressor voor jouw spelers wat weer (in)directe gevolgen heeft voor de prestaties.

Uiteindelijk gaat het om het gedrag dat de speler vertoont. Je zou de vormen van regulatie ook kunnen zien als te nemen stappen:

  • Externe regulatie hoort bij het ontwikkelen van een kader. Als team zijn we op zoek naar de juiste handelswijze en als trainer beloon je gedrag in de juiste richting en straf je gedrag in de foute richting.
  • Geïntrojecteerde regulatie laat zien dat spelers de eerder gemaakte afspraken geïnternaliseerd hebben en bewust zijn van hun eigen gedrag. Zij corrigeren zichzelf als het ware. Hier is het uitkijken voor frustratie gedrag of het de schuld geven van anderen.
  • Geïdentificeerde regulatie laat zien dat de speler een gevoel van trots heeft op het bereikte. Bevestiging en bekrachtiging zijn hier nog steeds belangrijk vanuit de trainer en het team. De spelers beginnen hier autonome motivatie te ontwikkelen: trots zijn op jouw aandeel in het team.
  • Geïntegreerde regulatie is wanneer een speler zichzelf ziet als ‘voetballer’, ‘hockeyer’ en specifiek als ‘aanvaller’, ‘captain’ of speciaal onderdeel van een team en er voldoening en zelfvertrouwen uit haalt om deel te nemen.
  • Intrinsieke motivatie is wanneer spelers laten zien dat zij geloven in hun proces. Een mooi voorbeeld is Tadic, die de miljoenen uit China laat lopen omdat hij bij Ajax wilde spelen: „Geld is niet alles, geluk is niet te koop.”[4] Vaak zijn dit spelers die buiten de training om nog extra investeren in hun ontwikkeling.

Omgeving creëren voor autonome motivatie

Het spreek misschien voor zich, maar de meeste omgevingen lenen zich niet voor het ontwikkelen van autonome motivatie. Jeugdopleidingen zijn gestructureerd rondom het idee dat mensen/spelers sterk gedirigeerd moeten worden[5] en dat zij alleen plezier willen maximaliseren in tegenstelling tot hard werken, ontwikkelen en ongemak opzoeken[6]. Dit staat haaks tegenover de positieve psychologie die er juist vanuit gaat dat mensen proactief hun wereld proberen vorm te geven en hun talenten willen ontwikkelen[7].

“De aangeboren actieve groeitendens komt volgens de ZDT echter niet onvoorwaardelijk tot uiting. Ze manifesteert zich alleen wanneer mensen in een stimulerende omgeving vertoeven. Werknemers zullen alleen optimaal functioneren wanneer ze door hun werk uitgedaagd worden en ze de ruimte krijgen om zich met boeiende activiteiten bezig te houden. Als werknemers geconfronteerd worden met een chaotische of controlerende omgeving, zal hun groei(tendens) geblokkeerd worden en zullen ze zich gefrustreerd voelen. Ze lopen dan het risico gedemotiveerd en contraproductief te worden.”[8]

Als opleider moet dus vooral een omgeving gerealiseerd worden waar spelers hun autonome motivatie in kunnen ontwikkelen. Om even terug te halen: het gaat om het gevoel van autonomie (niemand is immers echt helemaal onafhankelijk, zeker in een teamsport). Net als het gevoel dat je in staat bent te ontwikkelen en beter te worden (Growth Mindset) en het gevoel van verbondenheid. Het volgende model laat het overzicht rond de ZDT zien.

In de jeugdopleiding kunnen we in elk van deze blokken controleren wat we willen:

  1. Persoon

Je kan spelers leren evalueren: welke vragen stel je? Hoe beantwoord je die vragen? Hoe relativeer je? Je kan als coach laten zien waar iemand vandaan komt (growth).  Het aanbrengen van een groei mindset waarbij spelers overtuigd zijn van eigen ontwikkelbaarheid die weer ten goede kan komen aan de teamcultuur. Wanneer een speler beseft dat hij verantwoordelijk is voor en invloed heeft op zijn eigen ontwikkeling, is dat een enorme stap in de autonome ontwikkeling.

  1. Omgeving

Door als coach open te staan voor informatie, andere meningen en te laten zien dat ook jij constant aan het zoeken bent, laat je zien (voorbeeldgedrag) dat niemand de waarheid in pacht heeft en dat ook jij plezier beleeft aan de zoektocht (ontwikkeling). In een open clubcultuur kan iedereen vragen stellen en onderbouwen we wat we doen. Daarvoor moeten wel duidelijke kaders gesteld worden om niet ter discussie te komen staan. Het moet duidelijk zijn bij wie en op welke manier mensen terecht kunnen met hun mening/probleem/ideeën. De clubcultuur en organisatie zijn hier essentieel in. Maar ook dat je als coach bijvoorbeeld een manager hebt, die als meldpunt kan dienen en boodschappen weer door kan dragen zorgen voor een open cultuur.

  1. Kwalitatieve motivatie

Door te beseffen in welke fase een team/speler zich bevindt, kunnen we gerichte motivatie biedenen kaders aanbieden. In de trainingsvormen zouden we vanuit een constraints led approach (CLA) kunnen werken waar meer ruimte voor het individu is om een bepaald onderdeel zelf te verkennen en te ontwikkelen. We willen hier graag autonome motivatie bevorderen ten behoeve van competentie ontwikkeling. Zoals eerder gesteld heeft gecontroleerde motivatie ook hier een plek in het stellen en handhaven van basisafspraken. Het streven is er naar het ontwikkelen van autonomie. Lees eventueel ‘Traditioneel vs Impliciet leren’ voor doorlezers.

  1. Welzijn

Toets hoe het gaat met spelers, maak verbinding en contact met elkaar. Zorg dat je ook de ouders betrekt (om zo weer invloed op de persoon thuis te hebben) en betrek vooral de spelers in wat er gaande is in hun leven (ook buiten de sport). Sport kan spelers ook helpen met het verwerken van tegenslagen en situatie thuis of op school. Het is ook een plek waar je energie en gedrag kan proberen. Het mooie van sport is de directheid. Hierdoor krijgt een speler snel in de vingers wat wel en niet werkt (mits goed bijgestuurd en geholpen met evaluatie). Hier kan alleen mee aan de slag gegaan als de trainer/coach op de hoogte is van situaties en issues.

  1. Attitudes

Laat zien dat ook jij verandering omarmt en ook beweeglijk bent (Growth Mindset bezit). Stuur in het maken van afspraken aan het begin van het seizoen ook naar het benoemen van wenselijke attitudes.  De juiste houding helpt de speler autonomie te ontwikkelen.

  1. Gedrag

Als coach kan je bepalen welke vormen van feedback een speler ontvangt. Krijgt een speler toegang tot alle videobeelden en statistieken of alleen dat waar de speler op dat moment noodzaak aan heeft? Als coach bepaal je ook op welk gedrag je reageert, en hoe. Het is belangrijk om overal te laten merken wat je wil zien en dat overal in door te laten werken. Dit begint met de basisafspraken aan het begin van het seizoen, maar gaat door het seizoen door in jouw voorbeeld in hoe je dingen benaderd.

Samengevat

Wij geven de zelfdeterminatietheorie een iets andere naam: zelfbeschikkingstheorie. Wij denken dat dit meer de lading laat zien. Het gevoel dat je over je eigen leven kan beschikken. Het positieve mensbeeld van de ZDT raakt aan veel andere theorieën en teamprocessen en geeft vooral in communicatie goede gebruiksvriendelijke manieren om spelers intrinsiek te motiveren. Het reguleren van die motivatie strategieën in de juiste fase zorgt voor de juiste prikkeling van het ontwikkelen van intrinsieke motivatie. Let op: het gebruik van externe motivatie is onvermijdelijk en niet slecht (het is een middel en heeft voordelen en nadelen). Het sturen en gebruiken van communicatie in de juiste fase is essentieel. Toepassen van autonome regulatie zonder basisafspraken te hebben werkt niet. Daarnaast kunnen we niet genoeg benadrukken dat jouw eigen houding (attitude) en de clubcultuur (gecreëerde omgeving) enorm bijdragen (zelfs een voorwaarde zijn) voor succesvolle ontwikkeling van autonome motivatie bij spelers: het gebeurt niet vanzelf!

A screenshot of a cell phone

Description automatically generated

Voor de doorlezers

Wij willen het stuk kort en duidelijk houden en eigenlijk beperken tot een theorie. Maar tijdens het schrijven waren wij zelf alweer over toepassingen aan het praten. We hebben twee daarvan toch maar even kort uitgewerkt ter inspiratie van mogelijke toepassingen.

  1. Traditioneel versus Impliciet leren.

Om de motivatie te bevorderen is het belangrijk om na te denken hoe de training wordt ingericht ten behoeve van de motivatie. Is er aandacht voor de verhouding tussen traditionele trainingsvormen, die sterk gestuurd worden door de trainers, of oefenvormen waarbij de spelers zelf keuzes mogen maken binnen de gestelde kaders. Hierbij kun je denken aan oefenvormen die hun wortels hebben in impliciete leermethoden, zoals, analogie leren en differentieel leren. Laten we differentieel leren als voorbeeld nemen. Bij deze methode ontvangt de speler geen informatie over de uitvoering van een technische handelingen van zichzelf en wordt feedback door de trainer niet of nauwelijks gegeven aan de speler. Het gaat er bij deze methode om dat de speler niet bewust hoeft na te denken over de uitvoering die hij moet verrichten. Hierdoor vindt onbewust (impliciet) leren plaats. Waar het dus omgaat dat de uitvoering van de technische/tactische handelingen aangepast worden aan de trainingsomgeving. Bij deze methode ben je als trainer niet de regisseur van de oefenvormen zoals bij doelgericht oefenen. De rol van de trainer verschuift naar architect van trainingssituaties. Er worden dus met oefenvormen gewerkt waarbij de trainingsomgeving zodanig worden ontworpen waardoor er onbewust leren plaatsvindt. Dit betekent dat er weinig verbale sturing naar een bepaald leerdoel is, zoals bij traditioneel leren. In plaats daarvan verschuift de aandacht naar de leeromgeving waarbij kleine veranderingen worden gemaakt ten behoeve van het leerproces. Het lichaam moet zich aanpassen, zonder erover na te hoeven denken. Hieronder kort de kenmerken van traditioneel en differentieel leren[9].

Traditioneel lerenDifferentieel leren
Leren is een lineair proces van makkelijk naar moeilijk. Het leerproces is voor iedereen gelijk en staat van tevoren vast.Spelers voeren alle bewegingen, met toegevoegde ruis, uit vanaf de start van het leerproces. Het leerproces is individueel. Iedereen ontwikkelt zich op zijn eigen snelheid.
Aanpassingen aan het voetbal leersituatie worden gedaan om bepaald spelgedrag uit te lokken (bijvoorbeeld 4:4 met grote doelen om veel te laten schieten).Aanpassingen aan de trainingssituatie worden gedaan om ruis (variatie) aan te brengen in het leerproces.
De focus ligt op het veel herhalen t.b.v. een optimale techniek. Ban fouten in de techniek uit (t.b.v. ideaalplaatje). Een technische handelingen wordt aangeleerd op basis van specifieke criteria.De focus ligt op veel variatie in het beweegpatroon (er is geen ‘ideale’ techniek). Moedig aan tot fouten maken in het beweegpatroon.
Fouten worden gecorrigeerd door inhoudelijke coachingFouten worden niet gecorrigeerd (gaat niet om ‘hoe’, maar om effectiviteit).
  1. ZBT gebruiken in het teamproces

De ‘motivatie varianten’ zijn ook stapsgewijs te gebruiken door het seizoen heen. Deze stappen zijn goed in te voegen in het model van Tuckman[10]:

Tijdens de Forming fase moet je als trainer de lijnen strak uitzetten en jouw visie goed duidelijk maken en bekrachtigen. Hier komt een sterke externe regulatie van de trainer bij kijken. Op tijd komen is het duidelijkste voorbeeld: belonen en bestraffen. Maar tijdens deze besprekingen is het belangrijk om te achterhalen wat de motivatie van de sporter(s) is om hier te zijn en wat de verwachtingen zijn van de spelers. Zodra hier een overeenstemming is bereikt hebt, is het belangrijk om te bespreken hoe je de doelen wilt bereiken en wat daarvoor nodig is (gedrag en consequentie). Ook in deze fase is het van belang dat zowel jij als de spelers uitspreken hoe zij dit voor zich zien. We maken in deze fase groepsafspraken en individuele afspraken over de werkwijze, of ook wel teamcultuur. De teamdoelen en teamcultuur zijn in de Forming fase de verbindende factoren voor het team. Als trainer is het zaak om de afspraken die zijn gemaakt te bewaken (externe regulatie) en ook spelers erop aan te spreken om hen verder te helpen richting de volgende fase (geïntrojecteerde regulatie). Het lijkt alsof de trainer de de lijnen uitzet, alleen door de spelers erin te betrekken (autonomie) en duidelijk en een gezamenlijk doel (verbonden) te formuleren, is de eerste aanzet al gemaakt op en cultuur om samen te ontwikkelen en autonome motivatie te laten bloeien.

Wanneer een team in de Storming fase komt, hebben spelers al een beeld van elkaar en het team. Hierdoor durven ze hun eigen mening over elkaar te geven en zoeken spelers naar hun eigen plek en waarde in het team. Dit zie je sterk terug in de Geïntrojecteerde regulatie.

Aan de kwaliteit van verbondenheid en aan de autonomie zal je al coach moeten blijven werken, om ze verder te helpen. In de deze fase doe je de eerste aanzet naar autonomie en verbondenheid. Juist door conflict kom je tot verbinding. Je bent niet conflicten aan het uitlokken, maar bent zeker niet conflict vermijdend. Conflicten tussen de spelers, ouders, trainers horen bij deze fase. Door dit bespreekbaar te maken en de nadruk te leggen op de werkwijze, die samen afgesproken is in de Forming fase, kunnen conflicten juist voor wederzijds begrip en verbinding zorgen.

Zodra spelers hun plek hebben en zich daar gewaardeerd voelen, komen we in de Norming fase die samenloopt met de geïdentificeerde regulatie. In deze fase staat het versterken van de teamcultuur ten behoeve van de (persoonlijke) prestatie centraal. ‘We hebben elkaar nodig als we onze teamdoelen willen bereiken.’ Hiermee blijf je de verbondenheid versterken. Je komt als team namelijk enigszins broos uit de Storming fase, waardoor het versterken van eerder afgesproken doelen essentieel blijft. Terwijl je in die fase ook zeer sterk gaat aansturen op de proactieve bijdragen van de individuele spelers. Dit is echter niet ten koste van de eerder gemaakte afspraken, maar er bovenop. Voorbeeld: spelers zullen feedback aan elkaar uitspreken. Voorheen zou de inhoud als een persoonlijke aanval ervaren worden. Nu kunnen we met behulp van de gemaakte teamcultuur het over de inhoud gaan hebben. Hierdoor komt de aandacht van de teamleden op de werkwijze met elkaar te liggen. Er kan dus echt getraind worden en inhoudelijk gesproken worden met elkaar om team- en persoonlijke doelen te halen. Elke speler wordt erop aangestuurd om vanuit kwaliteiten een bijdragen te leveren en deze in dienst te stellen van het team (autonomie).

Vanaf de geïntegreerde en intrinsieke motivatie kunnen we spreken van de Performing fase waar elke speler zijn/haar plek heeft, waardering voelt en onderdeel van zijn/haar eigen proces is. In deze fase komt ook de verbondenheid heel erg terug. De teamcultuur is ondertussen sterk gebed in het gedrag van elke speler. Nu ligt de nadruk echt op het sport inhoudelijke en kan je als trainer bezig zijn met de individuele behoeftes om verder te ontwikkelen. De training is dan voor de spelers interessant; zij hebben namelijk hun bijdrage, verbondenheid en ontwikkeling -in samenspraak met de trainer- in eigen hand. Dan kunnen we spreken van een speler die zijn/haar menselijke basisbehoeftes is voldaan.

Nu is deze link misschien niet meteen overduidelijk. Ons doel is om te laten zien dat verschillende vormen van communicatie zinvol zijn en hun plek hebben. Soms hebben spelers externe (gecontroleerde) motivatie nodig als houvast. Wanneer we het hebben over lange termijn leren en motiveren zal volgens ons altijd intrinsieke motivatie winnen van externe motivatie. Om daar te komen zal je als coach echter erop moeten sturen door verschillende communicatiestrategieën te gebruiken. Als coach heb je invloed op hoe spelers omgaan met de sport.


[1] Deci, E.L. & Ryan, R.M. (2000). The ‘what’ and ‘why’ of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 319-338.

[2] Deci, E.L. & Ryan, R.M. (2000). The ‘what’ and ‘why’ of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 319-338.

[3] Self-Determination Theory: about the quality of work motivation. A. van den Broeck, H. de Witte, M. Vansteenkiste, W. Lens & M. Andriessen, Gedrag & Organisatie, volume 22, November 2009, nr. 4, pp. 316-334.

[4] https://www.telegraaf.nl/sport/526450819/ajax-speler-tadic-sloeg-megabod-uit-china-af

[5] Feather, N. (1992). Values, valences, expectations, and actions. Journal of Social Issues, 48, 109- 124.

[6] Hobfoll, S. (2002). Social and psychological resources and adaptation. Review of General Psychology, 6, 307-324.

[7] Deci, E.L. & Vansteenkiste, M. (2004). Self-determination theory and basic need satisfaction: Understanding human development in positive psychology. Richerche di Psicologia, 27, 23-40.

[8] Self-Determination Theory: about the quality of work motivation A. van den Broeck, H. de Witte, M. Vansteenkiste, W. Lens & M. Andriessen, Gedrag & Organisatie, volume 22, November 2009, nr. 4, pp. 316-334.

[9] Wals, D. (2019). Scoren met differentieel leren: Vaardigere en creatievere spelers door variatie. Jeugd Voetbaltrainer, 244. 38-40.

[10] Tuckman, Bruce W. and Jensen, Mary Ann C. (1977) ‘Stages of Small-Group Development Revisited’, Group & Organization Studies, 2(4),419–427.

Plaats een reactie